Box3 is in strijd met het recht op ongestoord genot van eigendom.
- Henryk Starosciak
- 18 feb 2016
- 3 minuten om te lezen
Onlangs is een belangrijke conclusie van de Advocaat Generaal gepubliceerd. Dergelijke conclusies dienen ter voorbereiding op uitspraken van de Hoge Raad inzake fiscale geschillen.
Even een korte schets van de situatie:
Belanghebbende woont in Noorwegen en beschikt onder andere over een woning in Nederland die hij gebruikt als hij in Nederland verblijft. De woning wordt niet verhuurd en er is verder ook geen opbrengst. De belanghebbende vindt dat hij ten onrechte voor de woning wordt betrokken in Box3. In geschil is of de heffing over 4% van de WOZ-waarde van deze woning, ten aanzien van belanghebbende buiten toepassing moet worden gelaten. Hij voert aan dat er sprake is van strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De Advocaat Generaal grijpt zijn beschouwing als voorbereiding op het oordeel van de Hoge Raad aan om box 3 tegen het licht te houden. Hij zet uiteen dat het systeem van het fictieve rendement een uitvloeisel is van de jaren ’90 van de vorige eeuw. Toen is immers bepaald dat over het positieve vermogen jaarlijks een fictief rendement in de belastingheffing betrokken dient te worden. Het percentage van dit rendement is toen, in aansluiting op het gangbare percentage van de pensioenwet bepaalt op 4%. De politieke en economische ontwikkeling in de verstreken jaren toont aan dat geen zekerheid bestaat dat bezien over een langere periode een rendement van 4% haalbaar is.
De A-G is van mening dat als de heffing wordt gezien als een belasting op het netto vermogen, deze een beslag gaat leggen op het vermogen (en niet op de inkomsten daaruit) indien de effectieve belastingdruk ten aanzien van de werkelijke inkomsten uit het vermogen meer dan 100% bedraagt. Dan wordt een belastingplichtige gedwongen in te teren op het vermogen. Dit acht de A-G in strijd met artikel 1 van artikel 1 van het EVRM. Hij vindt vervolgens dat het niet op de eerste plaats aan de rechter is om rechtsherstel te bieden, maar dat de wetgever actie dient te ondernemen. Pas als dat niet gebeurd zal de rechter een oordeel moeten vellen. Ik verwacht dan ook dat de Hoge Raad haar oordeel over dit betoog uit zal stellen in afwachting van wettelijke maatregelen.
De A-G is van mening dat in de tussenliggende tijd in individuele gevallen rechtsherstel geboden moet worden, in het bijzonder indien de heffing hoger is dan de netto-inkomsten en waardevermeerdering van het vermogen.
Op wie is deze situatie nu van toepassing?
Nu lijkt de situatie vrij bijzonder te zijn. Het gaat om een inwoner van Noorwegen met bezit in Nederland. Het betoog van de Advocaat Generaal is echter zo geschreven dat het geldt in alle vergelijkbare gevallen. Dus als een inwoner van Nederland in vergelijkbare omstandigheden verkeert dan geldt dit ook. Denk bijvoorbeeld eens aan de op deposito’s behaalde rendementen die de laatste jaren aan de orde waren. Dit betekent echter niet dat gedacht moet worden aan de rendementen op onderdelen van het vermogen. Dus alleen indien het gehele vermogen een te lage groei en rendement kent en dus door de belastingheffing in omvang af neemt dient de heffing te worden beperkt. In een voorbeeld:
Stel het bezit in Box3 bedraagt €100.000,-- de vrijstelling bedraagt €21.000,--. De heffing in Box3 bedraagt dan (€100.000,-- -/- €21.000,--)*4%= €3.160,--. De Heffing hierover bedraagt €948,00. Indien het rendement dus minder bedraagt dan €948,00 dan dient te heffing te worden beperkt.
Wat te doen:
Als een dergelijke situatie bestaat neem dan contact op. Het betoog van de Advocaat Generaal geldt niet alleen voor de komende aangifte, maar ook over oudere nog niet vast staande aangiften en aanslagen.
Recente blogposts
Alles weergevenHet komt wel eens voor dat je een foutje maakt in de aangifte. Daar gaat dit artikel niet over. Niet opzettelijk gemaakte vergissingen...
Comentarios